Collega Ulrik Persyn vraagt een inhoudelijke rechtzetting van weetje 19 (zie hieronder)
wegens een verkeerde interpretatie:

 

Collega's,

 

Ik voelde me echt vereerd dat een interview bij mijn emeritaats benoeming (in ILO tempore) nu door Hans, via Geert,
nogmaals werd aangehaald in weetje 19.

Het was reeds verschenen in 2007 in een reeks 'Emeriti' in de Campuskrant van de KULeuven.

Toen wisten de lezers van deze krant dat de redactie de bedoeling had iets te vermelden over beleidsmensen aan de universiteit, 
die in Vlaanderen én in het buitenland een zekere bekendheid hadden. (*)

 

De inleiding bij de interviews was voor de toenmalige lezers, en zeker voor de studenten, geestig gemaakt;
ik vernam echter dat enkele actuele, nieuwe lezers sommige zinnen in verband met een zogezegd examen
voor de nieuwe titel verkeerd interpreteerden, nl. "Campuskrant maakt voor enkele professoren een uitzondering,
om de titel van emeritus te voeren, door ze nog een keer zelf op de rooster te leggen." en verder
"in het tweede emeritus examen evalueert Campuskrant de volgende professoren", (waaronder dus een zogenaamde 'kinesioloog'.).
Enkele actuële lezers interpreteerden dit laatste als een uitgestelde tweede zittijd, ipv de tweede aflevering uit de reeks 'Emeriti'in 2007.(**)

Het zou volgens Geert en mij redelijk zijn deze verheldering bij weetje 19 rond te sturen.

 

Ulrik

 

(*) Ook buiten de universiteit werkte ik vaak samen met Dirk; onze betrachting was toen de nakende master per sport
ernstige expertise te bieden in Vlaanderen én in Europa (met als start een European masters degree in swimming).
(**) Persoonlijk gebruik ik de titels 'emeritus' en 'kinesioloog' niet en was ik zelden een 'togaganger', wél soms een 'tooghanger'.

 


Weetje 19

Het Emeritusexamen: Wim Moesen, Ulrik Persyn en Roger Burggraeve

 

 

Volgens het emeritibeleid van onze universiteit mag elke ZAP’er die minstens vijfentwintig academische dienstjaren heeft, de extra titel van emeritus voeren wanneer hij of zij met pensioen gaat. Campuskrant maakt voor enkele professoren een uitzondering. Als tegenprestatie voor alle examens die ze tijdens hun carrière hebben afgenomen, worden ze door ons nog één keer zelf op de rooster gelegd. Pas dan willen ook wij hen emeritus noemen.

In het tweede Emeritusexamen evalueert Campuskrant de volgende professoren: econoom Wim Moesen, kinesioloog Ulrik Persyn en theoloog Roger Burggraeve.

 

 

Kinesioloog Ulrik Persyn

Gezagsgetrouw of eigengereid?
“Zolang het beleid sportgericht was, was ik zeer coachable. Maar in de laatste fase van mijn carrière, die samenviel met de zware ziekte van mijn voorziene opvolgster — professor Véronique Colman, die in juni overleed — heb ik gebruik gemaakt van mijn academische vrijheid, en bleef ik voornamelijk mijn oorspronkelijke doelen nastreven. Sinds de jaren 90 is er aan de universiteit veel veranderd. Eén van die evoluties is dat alle docenten meer geëvalueerd worden op basis van gepeerreviewde artikels. Het probleem is dat deze artikels in mijn vakgebied, voornamelijk het zwemmen, weinig bijbrengen over bewegen. Vandaar dat ik me met mijn medewerkers vooral ben blijven concentreren op het ontwikkelen van computersystemen die begeleiders van sportmensen op een masterniveau effectief helpen.”

Wat is uw bijdrage geweest
aan de wetenschap?
“Een sportbegeleider moet veel met de natte vinger advies geven. Via de computersystemen waar ik het net over had, kan ons vakgebied wetenschappelijk ondersteund worden. Dankzij het onderzoek van veel medewerkers — ikzelf was niet dé grote wetenschapper, maar veeleer de trainer van een wetenschapsteam — is het verbeteren van zwembewegingen nu veel doelmatiger geworden. Vijfentwintig jaar geleden hadden we al met behulp van gesofisticeerde analyseapparatuur een zeer kleine zwemster zo goed gemaakt dat ze, met een totaal nieuwe stijl, kon winnen van die grote Oost-Duitse vrouwen met zware stem. Binnenkort kan een gespecialiseerde trainer of leraar in een halfuur weten wat zijn sporter aan zijn of haar techniek en lichaam moet veranderen om nog sneller te worden.”
“Voor het vakgebied van de sport in het algemeen was ik de aanleiding om de instanties die in Vlaanderen verantwoordelijk zijn voor opleidingen — de sportfederaties, de universiteiten en BLOSO — te laten samenwerken als partners. Verder heb ik in de Europese vergaderingen geijverd voor een hogere kwalificatie van universitaire masters dan van trainers met een vrijwilligersopleiding, wat nog niet overal evident is.”

Welke fout heeft u ooit gemaakt?
“Ik heb me wellicht te lang halsstarrig vastgepind op het onderzoek in de watersporten. Ik vond dat dit al moeilijk genoeg was. Op zeker moment heeft men mij gevraagd om alle bewegingsleer — dus niet alleen het zwemmen — onderzoeksmatig te coördineren. Ik weigerde, maar had ik dat niet gedaan, dan waren we nu waarschijnlijk een sterke groep geweest en hadden we misschien zelfs een departement kunnen vormen …”