Er zijn heel wat mensen die langs stamboomonderzoek op zoek gaan naar de afstamming van
hun familie. Wie waren onze voorouders? Waar woonden ze? Wat deden ze?
Hetzelfde gebeurt ook weleens bij de viering van verenigingen, partijen en andere instanties.
Waarom zouden wij in dit diamanten jaar niet even terugblikken in verband met onze faculteit,
het Sportkot van the good old days?
Uitvoerig staat de start ervan onder andere beschreven in de catalogus van de tentoonstelling
van 1981 in het gebouw De Nayer: 100 jaar studentensport te Leuven. Drijvende kracht
erachter was Prof Michel Ostyn als voorzitter van UCLOS, het Universitair Centrum Lichamelijke
Opvoeding en Sport. Een aantal leden werkte mee in het organisatiecomité, waaronder
toenmalig bibliothecaris Tom Vanleeuwe, die nu zelf reeds 40 jaar secretaris is van onze
alumnivereniging die dit jaar 70 jaar jong is. En daarmee tien jaar jonger dus dan de
faculteitskring Apolloon, die dit jaar zijn tachtigste verjaardag viert.
Al in 1880 was er georganiseerde studentensport in Leuven, met een universitaire roeiclub en
een eigen Boathouse aan de Leuvense vaart, zoals in Oxford en Cambridge, en een
schermvereniging.
We maken ineens een sprong in de tijd naar 1936, toen er een Comité des Sports werd
opgericht met als leden o.a. Prof Georges Lemaître (fysicus, wereldberoemde ontdekker van de
Big Bang en verwoed tennisser) en Prof Fernand Collin van de Rechtsfaculteit, bankier,
voorzitter van FC Antwerp en promotor van sport in het KVHV.
Prof Patje De Nayer
In 1939 was De Nayer gestart met een School voor Opleidsters in Elsene in de Parnassusstraat,
waar de Zusters van Liefde er al een lagere en middelbare school hadden. Maar pas in 1942
slaagde De Nayer er in de academische overheid te overtuigen om ook in Leuven een School
voor Opleiders op te richten. In de sfeer van het Cartesiaanse dualisme van de mens hebbende
een zwak en sterfelijk lichaam en een superieure geest, vond hij dat het lichaam onderhevig is
aan natuurwetten en niet kan opgevoed worden, maar moet worden opgeleid.
De dag van vandaag zeggen heel wat artsen dat heel veel lichamelijke problemen van
psychosomatische aard zijn. In dat verband een leuke anekdote: Onze goede collega ,en
wereldberoemde trainer van drie olympische medaillewinnaars, Mon van den Eynde, toonde
mij eens een briefomslag uit Zuid Afrika met onder zijn naam (no joke): Africhter van de
Leuvense studenten’.
Profs Mon van den Eynde en Michel Ostyn
Profs Mon van den Eynde en Gab Nys
De Nayer vertelde me, toen hij al emeritus was, dat rector Ladeuze eerder zuinig was wat de
nodige financiering betrof, en absoluut niet wou dat er ook vrouwelijke studenten de opleiding
in Leuven samen met mannen zouden volgen.
Oh tempora, Oh mores, de fixatie op seksualiteit in de monotheïstische godsdiensten. Nog
altijd mogen vrouwen geen katholiek priester worden, en priesters mogen geen vrouw hebben.
Net zoals de mannelijke collega's in Leuven, konden ook vanaf het academiejaar 1945-1946, de
zogenaamde opleidsters een diploma van Licentiaat Lichamelijke Opleiding behalen dat
ingericht werd door de faculteit Geneeskunde in Leuven.
De eerste drie jaren waren dus niet universitair, maar behoorden tot het Hoger Technisch
onderwijs. Pas in 1960 werd bij het besluit van minister van Openbaar Onderwijs, de liberaal
Charles Moureaux, de School voor Opleiders volledig ingeschakeld in de universiteit. Dat
maakte dat pas in het academiejaar 1961-1962 de studenten voor het eerst konden starten met
een programma van twee kandidaturen en twee licenties in de Lichamelijke Opvoeding.
Voor de dames zou het nog tot na het emeritaat van De Nayer duren, namelijk tot het
academiejaar 1976-1977, vooraleer ze ook de opleiding in Leuven konden volgen.
Naast zijn functie als directeur in het ILO, was De Nayer ook diensthoofd van de dienst
Motorische Revalidatie in het universitair ziekenhuis, een dienst die hij in 1946 nota bene zelf
had opgericht. Daardoor konden laatstejaarsstudenten vanaf het academiejaar 1952-1953 een
aangepast programma volgen, en op die manier het diploma Adviseur in de Kinesitherapie
behalen. Sinds 1955-1956 kwam er de specialisatie in de Kinesie en Fysiotechniek.
Pas vanaf 1962-1963 werd een aparte Licentie in de Kinesitherapie ingericht, die echter in het
jaar 1968-1969 geïnstitutionaliseerd werd, wel is waar met nog een aantal basisvakken dat
samen met de studenten LO werd gedoceerd. Op een programma Kinesitherapie, eindelijk
volledig los en naast het programma LO (nu Bewegingswetenschappen), was het nog wachten
tot het academiejaar 1975-1976.
Een grote stap in de adolescentie van ons instituut, met twee jonge opleidingen in de nu al
zeshonderd jarige Alma Mater, werd gezet toen Dirk van Gerven, als opvolger van Prof Ostyn,
voorzitter was, en het instituut in het jaar 1993-1994, een facultair statuut kreeg, met als naam
Faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie (FLOK) waarvan Dirk dan ook de eerste
decaan werd. Dit was zeer belangrijk, niet alleen voor de status naar buiten toe, maar vooral
intern. Als instituut moesten we het universitair beleid vernemen langs de vice-rector
Geneeskunde ( toen nog groepsvoorzitter Biomedische wetenschappen), die ons
vertegenwoordigde in de academische raad, waar financiën, aanstellingen, promoties en
andere items besproken en beslist worden. Als faculteit waren we nu zelf vertegenwoordigd in
de Academische Raad, waar het beleid inhoudelijk vorm krijgt.
In het academiejaar 2004-2005 kreeg de faculteit een nieuwe naam, met een wat breder
spectrum, namelijk Faculteit Bewegings-en Revalidatiewetenschappen (FaBeR).
We kijken terug op een zeer positieve evolutie, niet alleen van het aantal studenten, maar ook
langs doctoraten en publicaties, van het wetenschappelijk onderzoek.
In het ILO werden we al aangemoedigd meer onderzoek te doen door rector Pieter De Somer
toen hij langskwam in onze instituutsraad. Hij stuurde jonge medewerkers al vroeg de
Angelsaksische wetenschappelijke wereld in, toch zeker in de Biomedische wetenschappen.
Onze beide opleidingen moesten en moeten echter blijvend maatschappelijk verdedigd
worden.In dat verband zorgde onze faculteit ervoor dat in het Vlaams secundair onderwijs,
tegen de visie en zin van de Commissie directeurs ASO ( de CODIA-groep, vooral priesters) van
het NSKO in de Guimardstraat , dat er in alle jaren van het secundair onderwijs, twee lesuren
Lichamelijke Opvoeding gegeven wordt. Eenzelfde probleemsituatie was er lang geleden ook al,
toen in het toenmalig Rijksonderwijs het aantal lesuren verminderde van 36 naar de huidige 32
uren. De minister van Nationale Opvoeding toen, Victor Larock, stelde simpelweg voor, het
aantal uren LO te reduceren van 3 naar 1 uur, wat ook toen gelukkig niet is doorgegaan.
Ook de positieve ontwikkeling van de kinesitherapie verliep niet altijd als a walk in the park.
In 1963 al wilden de Geneesheren-specialisten Fysiotherapie, in de nomenclatuur het
monopolie voor zich houden, en zagen de Kinesisten haast als een overbodig beroep.
Dit kreeg jaren later een remake, toen de Federale wet Diegenant-Mahoux ter stemming kwam
(Voor Kine-opleiding in België moet er een opleiding van minstens 4 jaar zijn), waartegen de
Kine-opleidingen van de hogescholen met hun 3 jaar verzet aantekenden. Idem dito ook met de
artsen Fysiotherapie die bij hogere rechtsinstanties zich tegen die wet gingen verzetten. Ook in
dat dossier heeft ook Leuven, met proffen, studenten en oud studenten zich weerbaar getoond,
met het argument dat Leuven de oudste, de grootste, en last but not least, de beste Kine-
opleiding had, wat aangetoond werd door de lijst internationale publicaties die aan alle
Vlaamse parlementsleden per mail bezorgd werd. Om uit de patstelling te geraken werd er In
het groot auditorium van het Vlaams parlement een ganse dag een hoorzitting gehouden, waar
de opleidingen van universiteiten ( in sterke mate vooral Leuven maar ook VUB) en
hogescholen hun zaak konden verdedigen.Een ware uppercut was het einde van de speech van
Prof Paul Broos-zaliger, toen diensthoofd Traumatologie in Gasthuisberg, die zegde dat hij op
zijn dienst, enkel met universitair-gevormde kinesisten kon en wou samenwerken.
Als uitsmijter in dat kader even de bekende Ajax-en Barcelona-voetballer Johan Cruyf citeren
die ooit zei: "Elk nadeel hep zijn voordeel!" en dat is in de Kine-clash ook het geval geweest.
In het verdedigen van de toenmalige vierjarige universitaire opleiding Kine ( waarvoor dank aan
oud-student Achille Diegenant), vond onze faculteit de kans en de ruimte, om bij Vlaamse
parlementairen uiteen te zetten dat een steeds complexer-wordende Kinesitherapie-opleiding
maar mogelijk is, met een universitair ziekenhuis in de buurt, en langs een curriculum met een
ruim leerstofpakket, van onder andere natuurwetenschappen, studie van de functionerende
gezonde mens, de mogelijke pathologische problemen en de daarvoor adequate
revalidatietechnieken. Dat alles uiteraard gevolgd door de nodige praxis in een ruime stage.
Conclusie: Daar is niet enkel vier, maar vijf jaar universiteit voor nodig. Een standpunt met
blijkbaar voldoende validiteit , zodat het ook in het Vlaams parlement voldoende steun vond.
Ondertussen is de KULeuven zelf sinds onze studententijd flink gegroeid. Er waren toen, dus
nog voor de verhuis van de Franstaligen naar Louvain la Veuve, 16.000 studenten in Leuven en
nu meer dan 40.000. Maar ook onze faculteit is groter geworden, met meer docenten en
assistenten, meer administratief en technisch personeel en meer gebouwen.
Toen wij student waren was er het Gymnasium, waarin zowaar in 1963 de eerste indoor
atletiek wedstrijd gehouden werd, waar op een weetje van Hans zijn Promotie ‘64-site,
nostalgisch te zien is hoe Hugo Offeciers als een hinde over de horden zweeft.
Er was toen ook een kapel. Ooit gebouwd ter ere van rector van Waeyenberghe, omdat hij
bisschop geworden was. Binnen staat er op een gedenksteen (in het Latijn) dat studenten en
professoren wilden dat op de plek waar ze sport beoefenden, ook een plek was om te kunnen
bidden. Ook onze alumni droegen bij tot de financiering van het gebouw. In die tijd werd de ‘K’
van KULeuven blijkbaar nog niet in vraag gesteld, zoals enkele jaren geleden het geval was.
Vandaag is er naast het gebouw De Nayer een zwembad, een schitterende topsporthal en een
Beachvolleybalzaal bij gekomen, met daaronder een fitness om zelfs een Amerikaanse
universiteit jaloers te maken.
Finale conclusie:
Ooit gestart op de ‘Vette weide’ van het Arenbergkasteel, op initiatief en door
de inzet van Prof De Nayer, gegroeid uit de studentensport daar, met een opleiding van drie
jaar in het Hoger Technisch onderwijs, zijn we nu geëvolueerd in de KULeuven naar twee
succesvolle Masteropleidingen van vijf jaar, en mag onze generatie dus zeggen en wensen:
Vivat, crescat, floreat de FaBeR!
Jan Pauwels